Wilhelmina (‘Wally’) Walburga Moes (1856-1918) was een Nederlandse kunstschilderes en schrijfster, die deel uitmaakte van de Larense School. Geboren in een welgesteld koopmansgezin aan de Oudezijds Voorburgwal in Amsterdam, werd ze al op jonge leeftijd in aanraking gebracht met kunst door haar moeder, die een levendige belangstelling had voor de beeldende kunsten. Samen met haar zus Mathilde en broer Hermann volgde Wally tekenlessen bij de heer Velthuyzen. Al snel bleek haar talent en in 1873 werd ze toegelaten tot de Academie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam.
Tijdens haar studie aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten kwam Wally in een ‘damesklas’ terecht, samen met andere vrouwelijke kunstenaars zoals Arina Hugenholtz en Antoinette Zimmerman. Haar talent werd opgemerkt door Carl Lemke, een Duitse professor in de esthetica, die haar stimuleerde om zich verder te ontwikkelen. Toch verliet Wally de academie in 1878 uit protest tegen de conservatieve leermethoden. Na een korte periode in Düsseldorf, waar ze werkte in het atelier van landschapschilder Richard Burnier, keerde ze in 1880 terug naar de Rijksacademie. Onder leiding van de nieuwe directeur, August Allebé, ontwikkelde ze zich verder tot een volwaardige schilder. Allebé moedigde haar aan om het ‘studieschilderen’ achter zich te laten en zich toe te leggen op volwassen schilderkunst.
In deze periode raakte Wally bevriend met Thérèse Schwartze, die haar introduceerde bij de elite van Nederland en haar diverse portretopdrachten bezorgde. Samen reisden ze in 1884 naar Parijs, waar Wally in aanraking kwam met het werk van de Franse realisten en impressionisten zoals Jean-François Millet en Édouard Manet. Deze kunstenaars wekten haar interesse voor alledaagse onderwerpen, wat een blijvende invloed had op haar werk.
Na haar terugkeer uit Parijs besloot Wally zich tijdelijk te vestigen in het boeren dorp Laren, dat in de late 19e eeuw was uitgegroeid tot een populair kunstenaarsdorp. Hier ontmoette ze kunstenaars zoals Anton Mauve, Albert Neuhuys en Jozef Israëls, die allemaal inspiratie vonden in de plattelandsbevolking en het omliggende landschap. Wally woonde enige tijd in hotel Hamdorff, het trefpunt van kunstenaars, en huurde later een villa aan de Naarderstraatweg samen met kunstenares Etha Fles.
Hoewel ze aanvankelijk weer naar Amsterdam terugkeerde om gemakkelijker portretopdrachten te krijgen, vestigde ze zich in 1898 definitief in Laren. Ze liet er een atelierwoning bouwen aan de Oude Naarderweg, genaamd ‘Klein Lindenhof’. Deze woning, met grote ramen op het noorden voor optimaal daglicht, stelde haar in staat ongestoord te werken. Ze breidde haar atelier in 1904 uit met een ‘Larensche kamer’, waarin plattelandsbewoners poseerden voor haar schilderijen.
Wally’s werk varieerde van intieme, realistische taferelen van moeders met kinderen tot landschappen en genrestukken. Haar stijl werd beïnvloed door zowel de romantiek als het realisme, met een kleurgebruik dat varieerde van ingetogen en somber tot fel en vrolijk. Ondanks haar succes als schilderes bleef ze begaan met de armoede van de Larense bevolking. Ze steunde gezinnen met haar eigen middelen en probeerde het lot van de plattelandsbevolking te verlichten.
Haar betrokkenheid bij de lokale bevolking inspireerde later de oprichting van de Wally Moes-vrijwilligersprijs, een jaarlijkse onderscheiding die door de gemeente Laren wordt uitgereikt.
Aan Wally’s schilderscarrière kwam een einde toen bij haar reuma werd geconstateerd. Vanaf 1908 richtte ze zich op het schrijven van verhalen, waarin ze het leven in het Gooi vaak op romantische wijze beschreef. Haar eerste verhalenbundel, Larensche Dorpsvertellingen, verscheen in 1911 en werd gevolgd door Gooise Dorpsvertellingen (1913), Nagelaten Vertellingen (1929) en haar onvoltooide autobiografie Heilig Ongeduld (1914-1917). Haar verhalen verschenen ook in tijdschriften zoals Elseviers Geïllustreerd Maandschrift.
Wally Moes overleed op 6 november 1918 in Laren, drie weken na haar 62e verjaardag. Ze werd begraven op de algemene begraafplaats van het St. Janskerkhof in Laren. Haar grafrede werd uitgesproken door schilder Jan Veth, die haar gedurende haar carrière vaak had gesteund.
Haar atelierwoning ‘Klein Lindenhof’ bestaat nog steeds en staat aan de Oude Naarderweg. De straatnaam ‘Atelierweg’, waar ze ooit woonde, werd later veranderd in de Wally Moesweg, als eerbetoon aan haar bijdrage aan de Nederlandse kunst en haar maatschappelijke betrokkenheid.