Ik ga jou niet neerzetten als een zielige vrouw hoor Marianne. ‘Dat weet ik, want jij weet dat ik dat niet ben, ik pas namelijk niet in dat beeld’.

We zitten op de bank in het huis van Marianne van den Heuvel. Ik maak al ongeveer 5 jaar haar huis schoon elke week, en in de afgelopen jaren is er een bijzondere band tussen ons ontstaan. Ik dacht gelijk aan Marianne als hoofdpersonage in dit artikel, omdat ik haar naast een hele talentvolle, ook een hele bijzondere kunstenaar vind, en ook nog eens een hele leuke vrouw.

Waarom maak jij kunst?

Ik kan niet anders. Er is altijd noodzaak om kunst te maken. Vroeger dacht ik dat ik kunst maakte om de wereld over mezelf te vertellen, maar ik weet nu al heel lang dat ik eigenlijk kunst maak om mezelf te vertellen wie ik ben, ik moet dingen maken om ze echt te kunnen zien. Ik vertel altijd een verhaal in mijn werken, aan anderen of aan mezelf; je zou het een vertaling kunnen noemen.

Vaak komen opdrachtgevers naar mij toe en weten ze niet wat ze willen en hebben ze alleen een verhaal. Als ik dat dan ga vertalen naar schetsen en ik laat de schetsen zien, dan krijg ik terug dat het precies is wat ze wilden hebben maar dat ze dat zelf nog niet wisten. Al pratend en luisterend kom ik tot deze vertalingen.

Marianne maakt voornamelijk geometrisch-abstracte sculpturen in natuurlijksteen, Belgisch hardsteen en brons, en soms in verschillende opstapelbare delen. Ze is opgegroeid in Amsterdam en woont en werkt daar nu nog steeds, maar ze is ook zeer actief geweest in andere landen; haar beelden staan onder andere in China, Cuba, België en Colombia. Ze geeft meerdere dagen per week les op Dé Beeldhouwschool in Amsterdam waarvan ze medeoprichter is, en is ook vaak te vinden in haar atelier waar ze haar beelden maakt. Ook maakt ze al 10 jaar het sculptuur dat deel uitmaakt van de Gouden Strop (Een prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek van het jaar).

Marianne werd opgeleid op de Gerrit Rietveld academie en verkocht tijdens haar afstudeerexpositie al verschillende beelden. Tijdens diezelfde afstudeertentoonstelling wordt ze gelijk gevraagd door een galeriehouder of ze een tentoonstelling wilde bij een galerie met goede naam, waar ze mee instemt. Tijdens die tentoonstelling verkoopt ze 6 beelden. Na deze kreeg ze weer een nieuwe tentoonstelling aangeboden en dit ging enkele jaren zo door.

Haar docent Jan de Baat introduceerde haar aan een galerie in Eersel met een beeldentuin waar ze ook een tentoonstelling kreeg, waar ze vervolgens een beeld verkocht aan (toen nog) Koningin Beatrix. Een vliegende start van een veelbelovende carrière, waar mensen snel lucht van kregen, en wat het bestaan als kunstenaar toch soepeler kan laten verlopen.

Ze voegde zich, niet lang na haar afstuderen bij een groep kunstenaars die gedenkbeelden en grafbeelden maakten; Stichting Memento gedenkbeelden. In die tijd was AIDS net aan de hand, en daardoor stierven er veel jonge mensen, veelal mensen met artistieke achtergronden. Er kwam daardoor vraag naar ‘iets anders’ op de begraafplaats. De stichting werd opgericht omdat er tijdens exposities veel werken werden verkocht voor op graven. De oprichters vonden het een goed idee om eerder bij dat proces betrokken te worden zodat de beelden dan persoonlijker zouden zijn. Marianne verteld; ‘Dit hebben we jaren gedaan; we hadden samen veel ervaring samen met elkaar, en ondanks enige weerstand van sommige begraafplaatsen die dat dan niet wilden, was het allemaal goed te doen’. Totdat andere kunstenaars er lucht van kregen; die wilden dit ook wel gaan doen. Stichting Memento had echter heel veel ervaring, het was daardoor moeilijk voor anderen om dat zomaar ook te gaan doen. Marianne; ‘Je moet vak ervaring hebben, maar je moet ook die opdracht aankunnen’. In deze tak kunst maken voor opdrachtgevers is slecht een slechte motivator. Het gaat namelijk niet om het geld, maar om de vertaalslag die je kan maken naar de nabestaanden toe. Het is belangrijk om je ego op de achtergrond te zetten; het gaat hier over het werk en niet over de kunstenaar.

‘Mijn ego heeft dit soort dingen niet nodig’ zegt Marianne, en zo ken ik haar ook; zeker in haar werk als kunstenaar komt dit heel sterk naar voren, wat denk ik heel krachtig kan zijn als je kunstenaar bent, zeker als vrouw. Ik stel een paar ‘man-vrouw’ vragen aan Marianne, om toch een beetje in het Meer Vrouwen Op Zaal-thema te blijven, en omdat ik benieuwd ben naar haar ervaring met die verhoudingen op bijvoorbeeld de academie, of tijdens haar carrière als beeldhouwer. Maar; ik krijg niet de antwoorden die ik zou willen. Marianne was (en is!) er niet mee bezig hoe anderen haar zien als vrouwelijke kunstenaar, en daarom heeft ze het persoonlijk niet gemerkt. Ook ziet Marianne de beeldhouwwereld niet als een mannenwereld. ‘Eens per jaar stond er een lijst met de grote opdrachten die de regering en gemeentes hadden uitgegeven, en als ik daar met mijn vrouwelijke collega’s naar stond te kijken waren dat wel alleen maar mannen, daar kwam je bijna niet tussen, dat was teleurstellend.’
“Ik heb voorheen heel veel in opdracht gewerkt, wat ik als zeer plezierig heb ervaren, en wat ik dan deed was vertalen; het vertalen van het verhaal van opdrachtgevers in een beeld. Daar zit natuurlijk ook een stukje van mij in, maar het gaat niet om mij. Het blijft altijd mijn beeld, en tegelijkertijd is het nooit mijn beeld.” “Mijn grafkunst gaat over troost. Terwijl ik vroeger dacht ik dat mijn werk anderen zou kunnen troosten, weet ik inmiddels dat ik mijn eigen behoefte aan troost aan het verbeelden ben, al heel lang. Zonder woorden verbindt juist dat nauwelijks zichtbare aspect van mijn werk mij met de opdrachtgever. Als kunstenaar en maker van grafmonumenten ben ik vertaler van de verhalen, herinneringen en beelden van nabestaanden. Ik vertaal deze dierbare zaken naar een gedenkbeeld.”
In Colombia maakte ze een beeld uit een groot stuk steen. Om goed te kunnen werken begint Marianne altijd met een goed recht vlak waaruit ze kan meten. Het beginsel moet goed zijn, dus daar was ze een tijdje meet bezig. Naast haar stond een Colombiaanse steenhouwer; een grote sterke man. Hij pakte haar hamertje van 750 gram en zei; no peso mucho (dat weegt niet veel) moet je het daar mee doen? Hij vond het maar niks, zo’n klein hamertje. De Colombiaan was al driftig bezig met hakken en schaven in zijn eigen grote blok steen terwijl Marianne nog steeds bezig was met haar rechte vlak. Toen was het klaar. Zeker niet het allermooiste beeld wat ze ooit heeft gemaakt, aldus Marianne zelf, maar tijdens de afsluitingsceremonie in een arena terwijl ze aan het luisteren was naar de mooie klanken van zuid Amerikaans Spaans, werd ze aan haar mouw getrokken; ze had de eerste prijs gewonnen. Ze moest naar voren en kreeg een prijs, waarop ze na afloop tegen de grote sterke Colombiaanse man zei; no peso mucho.