
Tijdens haar studie Spaanse taal en letterkunde volgt ze een cursus tekenen en schilderen, waar een docent haar een keer adviseerde te gaan etsen. Dit was een succes en kort daarna koopt Karin een kleine tweedehandse ets-pers voor in haar kamer. Ze ontsnapt tijdens haar studie naar Madrid waar ze zich aanmeldt bij de cirkel van schone kunst en verder gaat met etsen en maken. Elke middag is ze aan de slag en leert hier andere kunstenaars kennen.
Momenteel heeft Voogd het etsen weer opgepakt en werkt ze in het grafisch atelier Minnigh waar ze workshops en bootcamps organiseert. Ook al houdt Voogd niet van ontzettend nauwkeurig werk, heeft ze altijd oog gehad voor het ambacht in het maken. Ze is geïnteresseerd in de materialen die ze gebruikt, wil weten waar ze vandaan komen en maakt het liefst alles zelf. Veel van haar doeken zijn bijvoorbeeld zelf gewoven. Maar in tegenstelling tot het ambachtelijke werk gaat het haar niet om perfectie, ze wil weten hoe het moet om het dan verkeerd te kunnen doen.



Met het einde van haar studie Spaans in zicht raapt ze haar moed bij elkaar en meldt zich aan voor de kunstacademie. Ze begint aan de avondschool op de Academie voor beeldende kunst (nu Willem de Kooning in Rotterdam) en ontwikkelt zich als autonoom kunstenaar in de richting tekenen, schilderen, ontwerpen. Het was een bewuste keuze voor de academie in Rotterdam vanwege de minder traditionele stijl. Ze leert hier goed te kijken naar andere kwaliteit criteria dan, de werkelijkheid na bootsen en hierdoor haar werk goed te onderbouwen.
“Avondopleiding, geen probleem met vroeg opstaan, ik was er altijd. Ik werd goed gevonden, terwijl ik aannam dat ik niet veel kon omdat ik niet goed kon na tekenen bijvoorbeeld. Maar mijn stijl werd gewaardeerd. De academie gaf me moed als kunstenaar”
Haar grootste passie was die voor de schilderkunst, geïnspireerd door Marlene Dumas, Francesco Goya, Philip Guston, Eva Hesse.
Karin Voogd ’s passie ontstaat als ze veertien jaar is en ze samen met haar ouders in Parijs is. Bij een bezoek aan het Centre Pompidou wordt ze weggeblazen door de werken van Pablo Picasso, Willem De Kooning en Jasper Johns. Ze schrijft hierover “Ik voelde me zweven, meegevoerd door een woeste wind en in een enorm uitgestrekt landschap binnengelaten. Zo’n storm wilde ik ook met mijn eigen handen veroorzaken”
Zonder zich er heel bewust van te zijn komt ze in haar eerste ontmoetingen met kunst vooral mannelijke kunstenaars tegen. Kunstenaars die overig ontzettend beroemd zijn geworden en een belangrijke plek in kunstgeschiedenis hebben gekregen. Al vanaf de kunstacademie leert Karin dit traditionele beeld van een kunstenaar kennen. De schilders die haar inspireren passen in deze vorm zoals Goya.


Linda Nochlin beschrijft in haar essay het fenomeen van de grote kunstenaar, de meester. Hier zitten in onze geschiedenisboeken geen vrouwen tussen. Hoe kan dit? Kunnen vrouwen geen grote kunst maken? Na het lezen van haar essay is dit eigenlijk de verkeerde vraag maar eerder: wat betekent het eigenlijk om grote kunst te maken? Nochlin schrijft een nieuwe interpretaties van onze meesters, natuurlijk hadden ze talent maar, was datgene wat hun groot maakte ook niet vooral kans, mogelijkheden en toegang. Iets wat vrouwen lang niet hadden. Het onderscheidt tussen kunst en Kunst is misschien wel ouderwets, steeds meer moderne kunst die tegen dit idee aan schoppen. Wat is kwaliteit en hoe kunnen we daar een collectief besluit over maken? Nemen we niet klakkeloos aan wat overblijft van een oneerlijke geschiedenis?
Door de jaren heen schudt Karin Voogd steeds meer de traditionele kijk op wat het betekent om kunstenaar te zijn van zich af. Kunst is niet meer 1 ding is voor maar een hele kleine groep mensen, een hele kleine groep makers. Niet op een hoog voetstuk waar niemand bij kan maar, ook iets voor haar en een hele grote groep andere mensen.
“Ik vind dat zelf ook moeilijk omdat ik het ook heerlijk vind om opgetild te worden door dat hele grootte en niet al het kleine altijd zelf weet te waarderen. De behoefte om je uit te drukken vind ik veel belangrijker dan te bepalen wie de beste is. Wie dat dan goed vindt, wie dat herkent, dat weet je niet, dat kan heel erg cultuurbepaald zijn bijvoorbeeld. Dat vind ik ook wel lekker van deze tijd alle hoge standbeelden worden eraf getrokken alles wordt eigenlijk plat en kleiner gemaakt”
Er is misschien geen verschil tussen een mannelijke of vrouwelijke maker maar wel een norm die voornamelijk gebaseerd is op witte mannen. Een van de ideeën die Voogd mee kreeg over professionaliteit was dat privé en werk gescheiden waren, dus wanneer er op de kinderen moet worden gepast is er minder tijd voor het echte werk.
“Maar voor mij werkt dat niet zo, dat is eigenlijk een soort alternatieve tussenruimte die ik heel erg wil koesteren en die juist voor mij werkt als ruimte waarin kunst kan ontstaan of andere alternatieve dingen, dus toen werd ik eigenlijk heel blij met mijn positie als moeder of als vrouw of dat ik niet behoorde tot de establishment. Ik zit misschien wel niet op zaal maar ik heb wel zelf de mogelijkheid om in die alternatieve ruimte nieuwe dingen te maken”

