Leven

Margaret wordt beschouwd als de eerste Nederlandse vrouwelijke architect, omdat zij de eerste en lange tijd de enige was wier ontwerpen uitgevoerd werden. Ze werd geboren in 1891 in Haarlem en overleed in 1966 in Amsterdam en leefde dus in een tijd waarin vrouwen maatschappelijk nog zeer achtergesteld werden op mannen. Toch studeerde ze aan de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Ambachten in Haarlem en de Academie van Bouwkunst te Amsterdam, hoewel ze deze tweede niet heeft afgerond. Het was toentertijd niet gebruikelijk dat vrouwelijke architecten formeel werden opgeleid en het was ook niet bepaald makkelijk. Het paste bij de maatschappelijke opvatting dat vrouwen thuis moesten blijven en er waren dan ook hoogleraren die zich uitspraken tegen de komst van vrouwelijke leerlingen.

Margaret Staal-Kropholler
Margaret Staal-Kropholler

Tegelijkertijd met haar eerste opleiding was ze in de leer bij het architectenbedrijf ‘Staal & Kropholler’ van haar broer Co (1881-1973) en zijn zakenpartner Jan Frederik Staal (1879-1940), die later Margarets partner zou worden. Dit resulteerde in 1910 in een breuk in de samenwerking van Co en Jan Frederik, waardoor Co het bedrijf uiteindelijk verliet. Margaret nam zijn rol als zakenpartner over. In 1915 werkte ze een halfjaar lang bij Publieke Werken in Amsterdam als opzicht-tekenaar en vanaf 1916 begon ze als zelfstandig architect. 

In 1919 werd de dochter van Margaret en Jan Frederik geboren en pas in 1936 is het koppel in het huwelijksbootje gestapt. 

Voornaamste werken

In 1913 kreeg Margaret als zakenpartner van Jan Frederik Staal haar eerste opdracht: het inrichten van ‘het Huis 1913’ op de Amsterdamse tentoonstelling ‘De vrouw 1813-1913’. Ze ontwierp hiervoor de inrichting, meubels en verlichting en wilde aantonen hoe een betere bouwkunst het leven van de huisvrouw kan vergemakkelijken. Ze deed dit onder het pseudoniem Greta Derlinge. Praktische interieurs zijn een wederkerend motief in de ontwerpen van Margaret. Hiermee uitte ze haar maatschappelijke betrokkenheid. Ook had ze een aantal bestuursfuncties in de Nederlandse Huishoudraad en de Nederlandse Vereniging voor Huisvrouwen. Zo maakte ze als bestuurslid bij de laatstgenoemde bezwaar tegen de naoorlogse standaard woningplattegronden van de Studiegroep Efficiënte Woningbouw; die waren veel te onpraktisch. Bij de AVRO hield ze radiolezingen over huisvrouwvriendelijke woningbouw. 

In 1917 kreeg ze, samen met een aantal andere architecten, ook werkzaam in de Amsterdamse School, de taak om villa’s in Park Meerwijk in Bergen (Noord-Holland) te ontwerpen. Margaret ontwierp er vier, waarvan drie werden uitgevoerd. H.Th. Wijdeveld, architect en criticus, schreef hierover in 1918: “En het moest zo zijn, dat bij dit uitzonderlijke architectuurexperiment […] ook de arbeid kwam van onze eerste Nederlandse architecte, Margaret Kropholler. […] Drie huizen “Beukenhoek”, ”Meerlhuis” en ”Meezennest” werden door Margaret Kropholler ontworpen. En in volledige beheersing van het onderwerp heeft zij toch met vrouwelijke schuchterheid en economie, hare taak volbracht. Niet geheel onbeïnvloed door het werk van Staal is toch het karakteristieke van hare persoonlijkheid op te merken.” Het tijdschrift ‘De Vrouw en Haar Huis’ was minder enthousiast: “We hadden ze lichter, vroolijker, eigenlijk aesthetischer gewenscht; het geheel is zoo zwaar en drukkend en toch te week en gezocht van vormen en details, ze missen zoo het pittige en frissche.” 

In 1918 ontwierp Margaret het atelier voor schilder, ontwerper en beeldend kunstenaar Richard Roland Holst (1868-1938). Het atelier was onderdeel van landgoed Oude Buisse Heide bij Zundert (Noord-Brabant) en was van de Amsterdamse school. Naast het atelier ontwierp ze ook een schuur, een varkenshuisje en een verbouwing van een boswachterswoning.

Atelier voor Richard Roland Holst
Holendrechtstraat

Margaret ontwierp in 1921/1922 enkele woningen in de Holendrechtstraat in het Plan Zuid van H.P. Berlage, wederom in de stijl van de Amsterdamse school. Naast de exterieur ontwierp ze ook de tuin en de plattegronden, strevend naar optimale functionaliteit. Deze plattegronden werden door de opdrachtgevers echter niet gekozen om uit te voeren, wat niet ongebruikelijk was in de Rivierenbuurt. Dit was het eerste grote project van een vrouwelijke architect en werd positief ontvangen. Bij een renovatie in 1995-1996 werden bij een aantal woningen de plattegronden van Margaret alsnog waargemaakt.

In 1925 ontwierp ze woningen in de Orteliusstraat in Amsterdam-West, deze keer werden haar plattegronden wel uitgevoerd. Deze hadden een pioniersrol in de praktische vormgeving, met bijvoorbeeld een gecombineerde douche-wasruimte.

“Ik heb nooit bepaald plan gehad om architect te worden, het is zoo’n beetje vanzelf gegaan."

In de jaren ‘30 stapte Margareta van de Amsterdamse school over naar het Nieuwe Bouwen. Gebouwen die ze heeft ontworpen in die stijl zijn het Louise Wenthuis (1937) en, samen met haar man, het Rotterdamse Beursgebouw (1936-1940). Het Louise Wenthuis werd pas in de jaren ’60 gebouwd vanwege geldgebrek. Het was oorspronkelijk een flatgebouw uitsluitend bestemd voor vrouwen. In die tijd konden vrouwen zelf geen woning verkrijgen, dus waren ze afhankelijk van speciale projecten zoals deze.

Na de oorlog hield ze zich bezig met ontwerpen voor de wederopbouw en verschoof haar stijl richting functionalisme en de Nieuwe Zakelijkheid. Vele van haar ontwerpen werden echter afgekeurd, tot Margarets teleurstelling. Ze schreef hierover naar de directeur Gemeentewerken Haarlemmermeer in 1949: “Het wekt de veronderstelling dat ik mijn werk niet goed behartigde en is daarom slecht voor mijn reputatie als architect, temeer waar dit als mijn eerste werk na de oorlog geldt en ik als vrouw reeds zoveel vooroordeel te overwinnen heb.”

We zouden haar nu misschien graag willen beschouwen als een feministisch icoon, maar Margaret was echt een product van haar tijd. Het feit dat ze voornamelijk woonhuizen ontwierp met haar blik gericht op de huisvrouw, terwijl haar mannelijke collega’s grotere projecten aanpakten, sluit aan bij wat toentertijd gepast was voor vrouwelijke architecten. Ze heeft zelf in 1929 tegen ‘De Vrouw en Haar Huis’ gezegd: “Ik heb nooit bepaald plan gehad om architect te worden, het is zoo’n beetje vanzelf gegaan.” Toch vond ze wel dat het de ideale combinatie was, vrouwelijke architect, juist vanwege de huishoudelijke blik die mannelijke architecten niet hadden. Daarom stimuleerde ze ook andere vrouwen om voor het vak te kiezen.

Erkenning

Hoewel Margaret niet dezelfde erkenning krijgt als haar mannelijke collega’s, is ze door de tijd heen toch op verschillende manieren gewaardeerd. Zo werd haar tijdens de Exposition des Arts Décoratifs in Parijs in 1925 een zilveren en bronzen medaille toegekend en is er in 1991 een boek over haar uitgekomen (Margaret Staal-Kropholler, architect, 1891-1966). In 2013 is een film in première gegaan over haar leven en werk (‘Vanuit het Gezichtspunt der bruikbaarheid’), die op verschillende plekken is gedraaid, waaronder in de filmzaal van het stadsarchief en in Filmhuis Gouda. In 2016 is een prijs opgericht door de stichting VACpunt Wonen voor gebruiksvriendelijke architectuur, en deze is uiteraard naar Margareta vernoemd. Tot slot is in 2023 een brug naar haar vernoemd: 1940 in de Cornelis van Eesterenlaan over de Entrepothaven.

De brug vernoemd naar Margaret, met haar twee kleindochters